Vertalingen brûler FR>NL
[bʀyle]1 abîmer ou détruire par le feu - verbranden
'brûler des feuilles mortes'
dode bladeren verbranden2 faire ressentir une grande chaleur - branden op/in
'Ce produit brûle la peau.'
Dit product brandt op de huid.3 ne pas s'arrêter - niet stoppen bij
'brûler un feu rouge'
door een rood licht rijden[bʀyle]1 être en feu - branden© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
brûler (ww.) | opbranden (ww.) ; zengen (ww.) ; verzengen (ww.) ; verschroeien (ww.) ; verbranden (ww.) ; verassen (ww.) ; schroeien (ww.) ; opmaken (ww.) ; opkrijgen (ww.) ; opgebruiken (ww.) ; markeren (ww.) ; laaien (ww.) ; inbranden (ww.) ; cremeren (ww.) ; blakeren (ww.) ; aanbranden (ww.) |
brûler | afbranden ; verbranden ; burn in ; branden |
Bronnen: interglot; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `brûler`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: allumerFR: ambitionnerFR: aspirerFR: calcinerFR: carboniserFR: cautériserFR: consumerFR: cuireFR: embraserFR: grillerUitdrukkingen en gezegdes
FR: prendre une place sans
brûler une amorce
NL: een vesting zonder slag of stoot nemenFR: brûler la cervelle
NL: voor de kop schietenFR: se
brûler à la chandelle
NL: tegen de lamp lopenFR: brûler de l'encens devant quelqu'un.
NL: iemand vleienFR: brûler les planches
NL: met vuur toneelspelenFR: brûler du rhum
NL: punch makenFR: brûler ses vaisseaux
NL: zijn schepen achter zich verbrandenFR: brûler une étape
NL: ergens voorbij rennen zonder stil te staanFR: brûler le pavé
NL: rennenFR: brûler la politesse à quelqu'un.
NL: weggaan zonder te groetenFR: tu brûles
NL: je bent warm (bij spel)FR: les pieds lui brûlent
NL: hij zit op hete kolenFR: le tapis brûle
NL: je hebt nog niet ingezet (bij spel)