Vertalingen abréger FR>NL
[abʀeʒe]1 rendre plus court - korter maken
'abréger une visite/un mot'
een bezoek inkorten/woord afkorten© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
abréger (ww.) | afkorten (ww.) ; bekorten (ww.) ; beperken (ww.) ; inkorten (ww.) ; verkorten (ww.) |
abréger | afkorten ; exploderen ; inkorten ; kort houden ; vervangen |
Bronnen: interglot; Omegawiki.org; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.; A.M.T.S.; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `abréger`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: amoindrirFR: condenserFR: couperFR: diminuerFR: écourterFR: extraireFR: raccourcirFR: rapetisserFR: ratatinerFR: réduire