Vertalingen aborder FR>NL
[abɔʀde]1 approcher ··· - aanspreken
'être abordé par un inconnu'
aangesproken worden door een onbekende2 arriver dans un lieu - naderen
'aborder un virage'
een bocht ingaan3 discuter de - aansnijden
'aborder une question'
een kwestie aansnijden© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
aborder (ww.) | vastbinden (ww.) ; opwerpen (ww.) ; praaien (ww.) ; raken (ww.) ; starten (ww.) ; te berde brengen (ww.) ; tegemoetkomen (ww.) ; ter sprake brengen (ww.) ; terechtkomen (ww.) ; toenaderen (ww.) ; toeroepen (ww.) ; treffen (ww.) ; opperen (ww.) ; vastleggen (ww.) ; vastmaken (ww.) ; vastmeren (ww.) ; vergaan (ww.) ; verlopen (ww.) ; verstrijken (ww.) ; vertellen (ww.) ; vervallen (ww.) ; verwoorden (ww.) ; voorbijgaan (ww.) ; zeggen (ww.) ; opmerken (ww.) ; aankaarten (ww.) ; aanknopen (ww.) ; aanleggen (ww.) ; aanmeren (ww.) ; aanroepen (ww.) ; aansnijden (ww.) ; aanvoeren (ww.) ; aflopen (ww.) ; afmeren (ww.) ; een voorstel doen (ww.) ; entameren (ww.) ; enteren (ww.) ; gesprek aanknopen (ww.) ; meren (ww.) ; naar voren brengen (ww.) ; naderen (ww.) ; op tafel leggen (ww.) ; openen (ww.) |
aborder | aanleggen ; langszijde komen ; behandelen ; aanvaren |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `aborder`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: accéderFR: accosterFR: approcherFR: arriverFR: atteindreFR: rejoindre