Vertaal
Naar andere talen: • mourir > DEmourir > ENmourir > ES
Vertalingen mourir FR>NL
[muʀiʀ]

1 cesser de vivre - sterven

  'mourir d'une maladie'
  aan een ziekte sterven


2   mourir de faim/soif/peur
avoir très faim/soif/peur - vergaan van de honger/dorst/doodsbang zijn


3 souffrir - sterven

  'mourir d'envie'
  heel veel zin hebben (in) - snakken (naar)


4 s'arrêter, s'éteindre - ophouden te bestaan
d'un empire
ten onder gaan
d'un bruit
wegsterven
d'un jour
ten einde lopen

  'Le feu meurt.'
  Het vuur gaat uit.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
mourir (ww.) overlijden (ww.) ; wegvallen (ww.) ; wegsterven (ww.) ; versterven (ww.) ; verscheiden (ww.) ; vallen (ww.) ; uitsterven (ww.) ; ten ondergaan (ww.) ; te gronde gaan (ww.) ; sterven (ww.) ; sneuvelen (ww.) ; afsterven (ww.) ; ophouden (ww.) ; ontslapen (ww.) ; ondergaan (ww.) ; omkomen (ww.) ; kapotgaan (ww.) ; inslapen (ww.) ; heengaan (ww.) ; doodgaan (ww.) ; bezwijken (ww.) ; besterven (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `mourir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: décéder
FR: disparaître
FR: éteindre
FR: expirer
FR: passer
FR: périr
FR: s'affaiblir
FR: succomber
FR: trépasser

Uitdrukkingen en gezegdes
FR: à  mourir NL: buitengewoon, zeer
FR: mourir de sa belle mort NL: een natuurlijke dood sterven
FR: vous me faites mourir NL: ik kan je niet meer zien, je bent onuitstaanbaar
FR: mourir de peur NL: het besterven van angst
FR: mourir de rire NL: barsten van het lachen