Vertalingen monter FR>NL
[mɔ̃te]1 aller vers le haut - (naar boven) klimmen
'Il est monté à l'arbre.'
Hij is in de boom geklommen.
'monter sur une chaise'
op een stoel klimmen
+ l'aux. être
2 atteindre un niveau, une hauteur plus élevée - stijgen
'L'eau monte.'
Het water stijgt.3 augmenter - stijgen - toenemen
'Les prix montent.'
De prijzen stijgen4 monter à cheval
faire du cheval - paardrijden5 se placer dans un véhicule - instappen
'monter dans sa voiture'
in zijn auto (in)stappen
'monter dans le train'
instappen in de trein
'monter sur un bateau'
aan boord gaan van een schip[mɔ̃te]1 parcourir en s'élevant - naar boven klimmen - beklimmen
'monter une côte'
een helling beklimmen
'monter les marches'
de treden oplopen
+ l'aux. avoir
2 transporter plus haut - naar boven brengen
'monter ··· au grenier'
iets naar de zolder brengen3 assembler les pièces de - monteren
'monter un meuble'
een meubel monteren4 augmenter l'intensité de ··· - doen toenemen
'monter le son'
het geluid harder zetten5 préparer, organiser - op touw zetten - organiseren
'monter un coup'
een list bekokstoven© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
monter (znw.) | de stijging (v) |
monter (ww.) | opstaan (ww.) ; omhoogheffen (ww.) ; oprijzen (ww.) ; oprijden (ww.) ; opklimmen (ww.) ; opklauteren (ww.) ; opheffen (ww.) ; opgaan (ww.) ; omhoogstijgen (ww.) ; omhoogstappen (ww.) ; omhoogrukken (ww.) ; omhoogrijzen (ww.) ; omhooglopen (ww.) ; omhoogkomen (ww.) ; omhoogklimmen (ww.) ; omhooggaan (ww.) ; opstijgen (ww.) ; optillen (ww.) ; opvliegen (ww.) ; opwaarts dragen (ww.) ; opwaarts gaan (ww.) ; opwaarts rijden (ww.) ; opwerken (ww.) ; paardrijden (ww.) ; rijden (ww.) ; rijzen (ww.) ; stijgen (ww.) ; tillen (ww.) ; uit een minder gunstige positie vooruitkomen (ww.) ; verheffen (ww.) ; vooruitkomen (ww.) ; zich opwerken (ww.) ; omhoogdragen (ww.) ; assembleren (ww.) ; beklimmen (ww.) ; bestijgen (ww.) ; bevorderd worden (ww.) ; ensceneren (ww.) ; gaan staan (ww.) ; heffen (ww.) ; hogerop komen (ww.) ; in elkaar zetten (ww.) ; in scene zetten (ww.) ; jezelf opwerken (ww.) ; klimmen (ww.) ; lichten (ww.) ; naar boven brengen (ww.) ; omhoog trekken (ww.) ; omhoog rukken (ww.) ; omhoog gaan (ww.) ; omhoog brengen (ww.) ; naar boven trekken (ww.) ; naar boven tillen (ww.) ; naar boven stappen (ww.) ; naar boven klimmen (ww.) ; naar boven gaan (ww.) ; naar boven dragen (ww.) ; monteren (ww.) |
monter | bouwen ; stellen ; spannen ; opstellen ; monteren ; inlaten ; hoger zetten |
Bronnen: interglot; Wikipedia; ICT-Woordenboek; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `monter`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: ajusterFR: assemblerFR: combinerFR: éleverFR: embarquerFR: escaladerFR: gravirFR: grimperFR: hisserFR: manigancerUitdrukkingen en gezegdes
FR: monter à cheval
NL: te paard stijgenFR: monter sur les planches
NL: toneelspeler wordenFR: monter en voiture
NL: in het rijtuig stappenFR: monter en grade
NL: tot een hogere rang bevorderd wordenFR: monter à bicyclette
NL: fietsenFR: monter une montre
NL: een horloge opdraaienFR: monter une affaire
NL: een zaak op touw zettenFR: monter la tête à quelqu'un.
NL: iemand het hoofd op hol brengen