[dʀese]

1 mettre droit - rechtop zetten

  'dresser la tête'
  het hoofd oprichten

2 installer - opzetten

  'dresser une tente'
  een tent opzetten

3   dresser la table
préparer la table pour le repas - de tafel dekken

4 préparer, mettre en place - gereedmaken

  'dresser une liste'
  een lijst opmaken

5 habituer un animal à obéir - africhten
cirque
dresseren

  'dresser un chien'
  een hond africhten
© K Dictionaries Ltd.

dresser (ww.)

optrekken (ww.) ; instellen (ww.) ; invoeren (ww.) ; monteren en aansluiten (ww.) ; omhoogbrengen (ww.) ; omhoogkomen (ww.) ; oprichten (ww.) ; opstaan (ww.) ; opstijgen (ww.) ; installeren (ww.) ; opvliegen (ww.) ; overeindzetten (ww.) ; plaatsen (ww.) ; rechtop zetten (ww.) ; regelen (ww.) ; stichten (ww.) ; temmen (ww.) ; verheffen (ww.) ; iets op touw zetten (ww.) ; aanbrengen (ww.) ; aanleggen (ww.) ; arrangeren (ww.) ; bouwen (ww.) ; construeren (ww.) ; funderen (ww.) ; gaan staan (ww.) ; gronden (ww.) ; grondvesten (ww.) ; hoger worden (ww.)

dresser

aanrijden ; richten ; oprichten ; opmaken ; kantrechten ; africhten

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; ICT-Woordenboek




FR: dompter
FR: élever
FR: ériger
FR: exciter
FR: installer
FR: lever
FR: monter
FR: poser droit
FR: préparer
FR: redresser

FR: dresser l'oreille NL: de oren spitsen
FR: dresser un chapeau NL: een hoed opmaken
FR: dresser un lit NL: een bed opmaken
FR: dresser la table NL: de tafel dekken
FR: dresser une batterie NL: een batterij opwerpen
FR: dresser ses batteries NL: zijn maatregelen nemen
FR: dresser un plan NL: een plan opmaken
FR: dresser une hale NL: een heg bijknippen