1. MWB
  2. Vertalen
  3. vecino (ES>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • vecino > DE • vecino > EN • vecino > FR
Vertalingen vecino ES>NL

I vecino, -na

bijv.naamw.
Uitspraak:  [be'ɑuino, -na]

1) que vive en un barrio o municipio - inwoner, inwoonster
Ella es vecina del barrio. - Zij is inwoonster van de wijk.

2) que vive en el mismo edificio que otra pero en diferente vivienda - bewoner, bewoonster
María es vecina del quinto A. - María is een bewoonster van vijf A.

3) que se encuentra próximo en el espacio y el tiempo - naburig , omliggend
Un nuevo camino favorece la comunicación entre vecinas provincias rurales. - Een nieuwe weg bevordert de communicatie tussen de naburige landelijke provincies.

4) que es parecido o próximo a otra cosa - vergelijkbaar
una opinión vecina - een vergelijkbare mening


II el/la vecino, -na

zelfst.naamw.

1) persona que vive en un barrio o municipio - buur , inwoner, inwoonster
una asamblea de vecinos - een buurtvergadering

2) persona que vive en el mismo edificio que otra pero en diferente vivienda - bewoner, bewoonster
La vecina del piso de arriba hace mucho ruido. - De bewoonster van de bovenverdieping maakt veel lawaai.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
vecino (znw.)de omwonende
el vecino (m) de buurvrouw (v) ; de buurman (m) ; de buur (m) ; buren (p)
vecino belendend ; omwonend ; omliggend ; naburig ; aanpalend ; aanliggende ; aanliggend ; aangrenzend ; aanwonende ; nabuur ; buurman ; buur ; buuf
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.; Omegawiki.org


Voorbeeldzinnen met `vecino`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: adyacente
ES: adyecente
ES: cercano
ES: colindante
ES: contiguo
ES: habitante
ES: limítrofe
ES: lindante
ES: morador
ES: poblador