Vertalingen tropezar ES>NL
I tropezar
werkw.
1) golpear involuntariamente con el pie contra un obstáculo perdiendo el equilibrio -
struikelen Tropezó con una piedra y cayó. - Hij struikelde over een steen en viel. |
2) encontrar un obstáculo o dificultad para realizar o desarrollar algo -
stuiten Su proyecto tropezó con las negativas del jefe. - Zijn project stuitte op afwijzingen van de baas. |
3) hallar a una persona o cosa por azar -
bij toeval tegenkomen Tropecé con un antiguo compañero del colegio en el banco. - In de bank kwam ik bij toeval een oude klasgenoot tegen. |
II tropezarse
werkw.
encontrar una persona o cosa por azar -
elkaar ontmoeten bij toeval Nos tropezamos con unos amigos en la cola del cine. - In de rij voor de bioscoop kwamen we bij toeval een paar vrienden tegen. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
tropezar (ww.) | struikelen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `tropezar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: dar un traspiéES: descubrirES: encontrarES: hallarES: toparES: trompicar