Vertaal
Naar andere talen: • tropezar > DEtropezar > ENtropezar > FR
Vertalingen tropezar ES>NL

I tropezar

werkw.
Uitspraak:  [tɾope'ɑuaɾ]

1) golpear involuntariamente con el pie contra un obstáculo perdiendo el equilibrio - struikelen
Tropezó con una piedra y cayó. - Hij struikelde over een steen en viel.

2) encontrar un obstáculo o dificultad para realizar o desarrollar algo - stuiten
Su proyecto tropezó con las negativas del jefe. - Zijn project stuitte op afwijzingen van de baas.

3) hallar a una persona o cosa por azar - bij toeval tegenkomen
Tropecé con un antiguo compañero del colegio en el banco. - In de bank kwam ik bij toeval een oude klasgenoot tegen.


II tropezarse

werkw.
Uitspraak:  [tɾope'ɑuaɾse]

encontrar una persona o cosa por azar - elkaar ontmoeten bij toeval
Nos tropezamos con unos amigos en la cola del cine. - In de rij voor de bioscoop kwamen we bij toeval een paar vrienden tegen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
tropezar (ww.) struikelen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `tropezar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: dar un traspié
ES: descubrir
ES: encontrar
ES: hallar
ES: topar
ES: trompicar