Vertalingen terror ES>NL
el terror
zelfst.naamw.
1) sensación de angustia ante un peligro real o imaginario muy intensa -
angst Sintió terror cuando entraron a robar a su casa. - Hij voelde angst toen ze zijn huis binnenkwamen om te stelen. |
2) persona o cosa que provoca esa sensación -
schrik Las brujas fueron el terror de su infancia. - De heksen waren de schrik van zijn kindertijd. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
el terror (m) | de angst (m) ; de bangheid (v) ; de gruwel (m) ; iets wat afschuw opwekt (znw.) ; de paniek (v) ; de schichtigheid (v) ; de schrik (m) ; het schrikbewind ; de terreur ; de verbijstering (v) ; de verschrikking (v) ; de vrees |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `terror`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: angustiaES: aprensiónES: ascoES: desconciertoES: embarazoES: empachoES: espantoES: esquivezES: horrorES: mieditis