Vertalingen superar ES>NL
I superar
werkw.
1) ser superior algo o alguien en cierto aspecto, en relación con otra cosa o persona con que se compara -
overtreffen | La calidad de nuestro servicio supera al de la competencia. - De kwaliteit van onze service overtreft die van de concurrentie. |
2) sobrepasar una cantidad o valor tomado como referencia -
overtreffen | La producción superó el volumen obtenido el año anterior. - De productie heeft het volume overtroffen dat in het voorafgaande jaar werd gehaald. |
3) sortear un obstáculo o dificultad -
doorstaan | Superó sus miedos y aprendió a andar en bicicleta. - Hij heeft zijn angsten overwonnen en leerde om te fietsen. |
II superarse
werkw.
mejorar una persona sus cualidades en cierta actividad -
zichzelf overtreffen | Ese niño es un prodigio, se supera día a día. - Dat kind is een wonder, het overtreft zichzelf voortdurend. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| superar (ww.) | ontgroeien (ww.) ; overbieden (ww.) ; overstijgen (ww.) ; overtreffen (ww.) ; overwinnen (ww.) ; voorbijstreven (ww.) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `superar`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: aventajar aES: batirES: dejar atrás aES: derrotarES: desbordarES: eclipsar aES: excederES: exceder deES: ganarES: ganar a
