Vertaal
Naar andere talen: • recibir > DErecibir > ENrecibir > FR
Vertalingen recibir ES>NL

I recibir

werkw.
Uitspraak:  [reɑuiiɾ]

1) tomar alguien lo que le dan o envían - krijgen
recibir una postal - een ansichtkaart krijgen

2) ser destinatario de una cosa no material - ontvangen
recibir quejas - klachten ontvangen

3) tomar conocimiento de algo - ontvangen
recibir una noticia - een bericht ontvangen

4) admitir visitas una persona - ontvangen
recibir a un amigo - een vriend ontvangen

5) salir al encuentro de alguien que viene de fuera - onthalen
Recibieron al embajador en la estación. - Ze hebben de ambassadeur op het station onthaald.

6) experimentar los efectos de una acción - ontvangen
recibir una ofensa - een belediging ontvangen

7) captar ondas de radio radio, tv - ontvangen
recibir una frecuencia - een frequentie ontvangen


II recibirse

werkw.
Uitspraak:  [reɑuiiɾse]

terminar una persona su carrera de estudios - afstuderen
Me recibí de médico. - Ik ben afgestudeerd als arts.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
recibir (ww.) meekrijgen (ww.) ; welkom heten (ww.) ; verwerven (ww.) ; verwelkomen (ww.) ; verkrijgen (ww.) ; vergasten (ww.) ; opstrijken (ww.) ; opsteken (ww.) ; oppikken (ww.) ; ontvangen (ww.) ; onthalen (ww.) ; meepikken (ww.) ; aannemen (ww.) ; leren (ww.) ; krijgen (ww.) ; kopen (ww.) ; kennis opdoen (ww.) ; in ontvangst nemen (ww.) ; iets bemachtigen (ww.) ; eigen maken (ww.) ; binnenhalen (ww.) ; accepteren (ww.) ; aanvaarden (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `recibir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: aceptar
ES: acoger
ES: acotar
ES: adquirir
ES: apoderarse de
ES: aprender
ES: apropiarse
ES: captar
ES: cobrar
ES: conseguir