zelfst.naamw.
Se quedó dormido al pie de un abeto. - Hij viel in slaap bij de boomstam van een spar. |
a pie (=caminando) - te voet
Volvimos del cine a pie. - We keerden te voet terug van de bioscoop.
|
a pie juntillas (=aplicado a un escrito, tal como consta en él exactamente) - letterlijk
Ese tema hay que saberlo a pie juntillas. - Dat thema moet letterlijk uit het hoofd worden geleerd.
|
al pie de la letra (=de manera literal) - nauwkeurig
Debe seguir las instrucciones al pie de la letra. - De instructies moeten nauwkeurig worden opgevolgd.
|
con el pie derecho (=de manera favorable) - met de goede voet
Hoy me levanté con el pie derecho. - Vandaag ben ik met de goede voet uit bed gestapt.
|
con el pie izquierdo (=de manera desfavorable) - met het verkeerde been
La negociación empezó con el pie izquierdo. - De onderhandeling begon op het verkeerde been.
|
con pies de plomo (=con gran cautela) - met lood in de schoenen
actuar con pies de plomo - met lood in de schoenen acteren
|
con los pies por delante (=sin vida) - tussen vier planken
Salió de la riña con los pies por delante. - Hij legde het loodje bij de ruzie.
|
dar pie (=dar motivo para una cosa) - aansporen
Sus opiniones dan pie a la polémica. - Zijn meningen sporen aan tot de ruzie.
|
de los pies a la cabeza (=de manera total) - van top tot teen
La lluvia nos empapó de los pies a la cabeza. - De regen heeft ons van top tot teen natgemaakt.
|
de pie (=en posición vertical) - staand
Los espectadores ovacionaron de pie a la pianista. - De toeschouwers brachten een staande ovatie aan de pianiste.
|
en pie de guerra (=dispuesto para luchar) - op voet van oorlog
Las tropas aguardaban el alba en pie de guerra. - De troepen wachtten op voet van oorlog tot de dageraad.
|
caer de pie (=tener buena fortuna en lo que se hace) - het er goed vanaf brengen
Siempre cae de pie cuando lo alcanza una dificultad. - Hij brengt het er altijd goed vanaf als hij een moeilijkheid ondervindt.
|
no tener pies ni cabeza (=ser una cosa o acción absurda o carente de toda lógica) - kop noch staart hebben
Tus propuestas no tienen ni pies ni cabeza. - Jouw voorstellen hebben kop noch staart.
|
perder pie (=perder una persona el equilibrio) - het evenwicht verliezen
Perdió pie y se fue de bruces al suelo. - Hij verloor het evenwicht en kwam met een smak op de grond terecht.
|
tener los pies en la tierra (=ser una persona realista) - met beide voeten op de grond staan
Tiene los pies en la tierra y camina decidido a forjar su futuro. - Hij staat met beide voeten op de grond en gaat zijn toekomst vastbesloten tegemoet.
|
tener un pie en (=estar próximo a un lugar o situación) - met een been staan in
El candidato liberal tiene un pie en la presidencia de la nación. - De liberale kandidaat staat met een been in het presidentschap van het land.
|