marchito - Vertaling Spaans-Nederlands

Vertalingen marchito ES>NL

marchito, -ta

bijv.naamw.

Uitspraak:

[maɾ'ʧito, -ta]

1) que ha perdido la lozanía y el verdor - verwelkt

una magnolia marchita - een verwelkte magnolia

2) que ha perdido la belleza y el vigor - verouderd

una actriz marchita - een verouderde actrice

Overige bronnen

marchito

armetierig ; kwijnend ; onooglijk ; verdord ; verlept ; verlopen ; verwelkt ; verflenst ; verlept

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `marchito`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

ES: ajado
ES: caído
ES: feo
ES: muerto
ES: mustio
ES: poco agraciado
ES: postrado
ES: reseco
ES: seco