Vertaal
Naar andere talen: • maniobrar > DEmaniobrar > ENmaniobrar > FR
Vertalingen maniobrar ES>NL

maniobrar

werkw.
Uitspraak:  [manjo'βɾaɾ]

1) realizar operaciones para manejar un vehículo - manoeuvreren
Maniobra con precaución que la acera está mojada. - Manoeuvreer voorzichtig want het trottoir is nat.

2) practicar simulacros de operaciones militares defensie - gevechtsoefeningen doen
La división de infantería maniobró una jornada entera. - De infanteriedivisie heeft de hele dag gevechtsoefeningen gedaan.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
maniobrar (ww.) beroeren (ww.) ; bewegen (ww.) ; exerceren (ww.) ; in beweging brengen (ww.) ; koers zetten naar (ww.) ; koersen naar (ww.) ; manoeuvreren (ww.) ; marcheren (ww.) ; opkruisen (ww.) ; oplaveren (ww.)
maniobrar opkomen en afvallen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `maniobrar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: bandearse
ES: bordear
ES: clavar
ES: crucificar
ES: cruzar
ES: dar una de cal y otra de arena
ES: despachar
ES: ejecutar maniobras
ES: enderezar rumbo a
ES: hacer ejercicios