Vertalingen manchar ES>NL
manchar
werkw.
1) poner sucia una cosa dejando marcas en su superficie -
vuilmaken manchar los zapatos con barro - de schoenen met modder vuilmaken |
2) dañar la reputación o prestigio de otro -
bezoedelen manchar el nombre de la familia - de naam van de familie bezoedelen |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
manchar (ww.) | druppelen (ww.) ; vuilmaken (ww.) ; vuil maken (ww.) ; vlekken (ww.) ; viesmaken (ww.) ; vies maken (ww.) ; vervuilen (ww.) ; verontreinigen (ww.) ; uitsmeren (ww.) ; smetten (ww.) ; smeren (ww.) ; klodderen (ww.) ; kliederen (ww.) ; kladderen (ww.) ; druppen (ww.) ; druppels laten vallen (ww.) ; druipen (ww.) ; droppen (ww.) ; bezoedelen (ww.) ; bevuilen (ww.) ; bevlekken (ww.) ; besmeren (ww.) ; bemorsen (ww.) ; bekladden (ww.) ; bedoezelen (ww.) ; afgeven (ww.) |
manchar | bederven ; vlekken ; verkleuren ; smetten ; bezwalken |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `manchar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: ajarES: amancillarES: caer gota a gotaES: chorrearES: comprometerES: contaminarES: cundirES: desacreditarES: deshonrarES: deslucir