Vertaal
Naar andere talen: • lamentar > DElamentar > ENlamentar > FR
Vertalingen lamentar ES>NL

I lamentar

werkw.
Uitspraak:  [lamen'taɾ]

1) sentir pena o arrepentimiento - spijt hebben
Lamento lo dicho. - Ik heb spijt van wat ik heb gezegd.

2) expresar una aflicción con demostraciones de dolor - betreuren
Lamento tanto la muerte de mi madre. - Ik betreur de dood van mijn moeder zo erg.


II lamentarse

werkw.
Uitspraak:  [lamen'taɾse]

1) expresar una aflicción con demostraciones de dolor - jammeren
Se lamentaba de haber cometido una infidelidad. - Hij jammerde omdat hij ontrouw had gepleegd.

2) manifestar quejas o reclamos - zich beklagen
No deja de lamentarse por todo. - Hij beklaagt zich voortdurend over alles.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
lamentar (ww.) beklagen (ww.) ; berouwen (ww.) ; betreuren (ww.) ; jammer vinden (ww.) ; kermen (ww.) ; klagen (ww.) ; medelijden hebben (ww.) ; rouwen (ww.) ; spijten (ww.) ; treuren (ww.) ; zeuren (ww.) ; zich beklagen (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `lamentar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: afligirse
ES: arrepentirse
ES: chillar
ES: dar la tabarra
ES: deplorar
ES: desolarse
ES: dolerse
ES: fastidiar
ES: gemir
ES: gimotear