Vertaal
Naar andere talen: • inducir > DEinducir > ENinducir > FR
Vertalingen inducir ES>NL

inducir

werkw.
Uitspraak:  [indu'ɑuiɾ]

1) hacer una cosa que ocurra otra como respuesta a ella - leiden tot
La intervención policial en la huelga indujo a la violencia de los manifestantes. - De tussenkomst van de politie in de staking leidde tot gewelddadigheid van de demonstranten.

2) mover a una persona a hacer algo o a pensar de determinada manera - aanzetten
Me indujeron a robar. - Ze hebben me aangezet tot stelen.

3) llegar a conclusiones generales a partir de hechos particulares - afleiden
inducir la solución de un problema - de oplossing van een probleem afleiden

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
inducir (ww.) forceren (ww.) ; induceren (ww.) ; opwekken (ww.) ; overhalen (ww.) ; veroorzaken (ww.)
inducir bewegen tot
Bronnen: Wikipedia; interglot; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `inducir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abstraer
ES: convencer
ES: convertir
ES: generalizar
ES: inclinar
ES: inspirar
ES: mover
ES: persuadir