Vertalingen generalizar ES>NL
I generalizar
werkw.
hacer común o general algo -
verspreiden generalizar una preocupación - een bezorgdheid verspreiden |
aplicar principios generales o comunes a algo o alguien en particular -
generaliseren Es mejor hablar sin generalizar. - Het is beter om te praten zonder te generaliseren. |
III generalizarse
werkw.
hacerse común o general algo -
zich uitbreiden La infección se generalizó. - De infectie breidde zich uit. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
generalizar (ww.) | generaliseren (ww.) ; globaliseren (ww.) ; veralgemenen (ww.) ; veralgemeniseren (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `generalizar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abstraerES: difundirES: diversificarES: divulgarES: extenderES: inducirES: pluralizarES: popularizarES: publicarES: universalizar