Vertaal
Naar andere talen: • generalizar > DEgeneralizar > ENgeneralizar > FR
Vertalingen generalizar ES>NL

I generalizar

werkw.
Uitspraak:  [xeneɾali'ɑuaɾ]

hacer común o general algo - verspreiden
generalizar una preocupación - een bezorgdheid verspreiden



aplicar principios generales o comunes a algo o alguien en particular - generaliseren
Es mejor hablar sin generalizar. - Het is beter om te praten zonder te generaliseren.


III generalizarse

werkw.
Uitspraak:  [xeneɾali'ɑuaɾse]

hacerse común o general algo - zich uitbreiden
La infección se generalizó. - De infectie breidde zich uit.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
generalizar (ww.) generaliseren (ww.) ; globaliseren (ww.) ; veralgemenen (ww.) ; veralgemeniseren (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `generalizar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abstraer
ES: difundir
ES: diversificar
ES: divulgar
ES: extender
ES: inducir
ES: pluralizar
ES: popularizar
ES: publicar
ES: universalizar