Vertaal
Naar andere talen: • inculpar > DEinculpar > ENinculpar > FR
Vertalingen inculpar ES>NL
inculpar (ww.) aanklagen (ww.) ; beschuldigen (ww.) ; betichten (ww.) ; chargeren (ww.) ; incrimineren (ww.) ; overdrijven (ww.) ; tenlaste leggen (ww.) ; verdacht maken (ww.) ; verdenken (ww.)
Bronnen: interglot; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `inculpar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: achacar
ES: acusar
ES: adivinar
ES: atribuir
ES: barruntar
ES: conjeturar
ES: culpar
ES: imputar
ES: presentar una querella
ES: sospechar