Vertaal
Naar andere talen: • importar > DEimportar > ENimportar > FR
Vertalingen importar ES>NL

I importar

werkw.
Uitspraak:  [impoɾ'taɾ]

1) tener importancia o valor una persona o cosa - belangrijk zijn
Me importas demasiado. - Je bent te belangrijk voor me.

2) causar una cosa preocupación o molestia - van belang zijn
Todos los detalles del caso importan. - Alle details van de zaak zijn van belang.


II importar

werkw.
Uitspraak:  [impoɾ'taɾ]

1) introducir en un país productos extranjeros - importeren
importar artículos de lujo - luxe-artikelen importeren

2) obtener datos a través de un programa informático, procedentes de otro programa computers - invoeren
importar una hoja de cálculo - een rekenblad invoeren

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
importar (ww.) afsluiten (ww.) ; dichtdoen (ww.) ; importeren (ww.) ; invoeren (ww.) ; toedoen (ww.) ; toemaken (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `importar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: ascender a
ES: atacar
ES: celebrar
ES: cerrar
ES: cerrar con llave
ES: cerrar de golpe
ES: cerrarse
ES: comprar
ES: concertar
ES: concluir