Vertalingen fracturar ES>NL
I fracturar
werkw.
romper algo sólido de manera violenta -
breken fracturar un hueso - een bot breken |
II fracturarse
werkw.
Uitspraak: | [fɾaktu'ɾaɾse] |
romperse algo sólido de manera violenta -
breken Se fracturó la pelvis. - Hij heeft de pelvis gebroken. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
fracturar (ww.) | aan stukken breken (ww.) ; barsten (ww.) ; breken (ww.) ; kapot gaan (ww.) ; kapotgaan (ww.) ; kapotmaken (ww.) ; losspringen (ww.) ; met opzet kapotmaken (ww.) ; moeren (ww.) ; mollen (ww.) ; onklaar raken (ww.) ; openspringen (ww.) ; sneuvelen (ww.) ; stuk gaan (ww.) ; stukbreken (ww.) ; stukgaan (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `fracturar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abrirse bruscamenteES: abrirse de golpeES: abusar deES: caerES: contundirES: cortarES: deformarES: desfigurarES: dislocarES: doblar