Vertaal
Naar andere talen: • espantar > DEespantar > ENespantar > FR
Vertalingen espantar ES>NL

I espantar

werkw.
Uitspraak:  [espan'taɾ]

1) causar susto o desasosiego a una persona o animal - doen schrikken
espantar a una joven - een meisje doen schrikken

2) hacer huir o marcharse a una persona o animal - wegjagen
espantar moscas - vliegen wegjagen

3) apartar una cosa que molesta o aflige - van zich afzetten
Se concentró en su trabajo para espantar los recuerdos de su esposa. - Hij concentreerde zich op zijn werk om de herinneringen aan zijn vrouw van zich af te zetten.


II espantarse

werkw.
Uitspraak:  [espan'taɾse]

sentir miedo o desasosiego - heel erg schrikken
Los niños se espantan con los cuentos de terror. - Kinderen schrikken heel erg van horrorverhalen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
espantar (ww.) afschrikken (ww.) ; angst aanjagen (ww.) ; bangmaken (ww.) ; beangstigen (ww.) ; bedreigen (ww.) ; doen schrikken (ww.) ; verschrikken (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `espantar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: amenazar
ES: asustar
ES: dar un susto
ES: intimidar
ES: meter miedo