Vertaal
Naar andere talen: • amenazar > DEamenazar > ENamenazar > FR
Vertalingen amenazar ES>NL

I amenazar

werkw.
Uitspraak:  [amenaˈɑuaɾ]

1) avisar a alguien de la intención de dañarlo o perjudicarlo - dreigen
Me amenazó con pegarme si desobedecía. - Hij dreigde mij te slaan als ik ongehoorzaam zou zijn.

2) representar un riesgo para alguien o algo - bedreigen
La televisión amenaza a la lectura. - De televisie is een bedreiging voor het lezen.

3) indicar que pronto sucederá algo malo - wijzen op
La crisis amenaza problemas en el gobierno. - De crisis wijst op problemen in de regering.


II amenazar

werkw.

presagiar un daño, existir indicios de algo malo - op komst zijn
En las noticias dicen que amenaza lluvia. - Het nieuws meldt dat er regen op komst is.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
amenazar (ww.) bedreigen (ww.) ; dreigen (ww.)
Bronnen: interglot; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `amenazar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acosar
ES: amagar
ES: asediar
ES: asustar
ES: cercar
ES: dar un susto
ES: espantar
ES: intimidar
ES: meter miedo
ES: peligrar