Vertaal
Naar andere talen: • escurrir > DEescurrir > ENescurrir > FR
Vertalingen escurrir ES>NL

I escurrir

werkw.
Uitspraak:  [esku'riɾ]

1) hacer que algo que tiene un líquido lo suelte - laten uitlekken
escurrir la ropa lavada - het natte wasgoed laten uitlekken

2) verter las últimas gotas de un líquido que ha quedado en un recipiente - afgieten
escurrir la lata de tomate - het blik tomaten afgieten


II escurrirse

werkw.
Uitspraak:  [esku'riɾse]

1) irse alguien de un lugar sin ser notado - wegglippen
Se escurrió por la puerta de la cocina. - Hij glipte weg via de keukendeur.

2) deslizarse una cosa en una superficie - wegglijden
El hielo se escurre por la mesa. - Het ijs glijdt weg over de tafel.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
escurrir (ww.) druppen (ww.) ; wringen (ww.) ; worstelen (ww.) ; uitwringen (ww.) ; uitdruppelen (ww.) ; uitdruipen (ww.) ; omklemmen (ww.) ; met iemand worstelen (ww.) ; knellen (ww.) ; klemmen (ww.) ; druppels laten vallen (ww.) ; druppelen (ww.) ; druipen (ww.) ; droppen (ww.) ; afgieten (ww.) ; afdruppelen (ww.) ; afdruipen (ww.)
escurrir afvloeien ; uittreden ; samenpersen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `escurrir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abrazarse a
ES: agarrar
ES: agarrotarse
ES: atrancar
ES: caer gota a gota
ES: chorrear
ES: clavar con alfileres
ES: cundir
ES: encajar
ES: enganchar