I entender

werkw.

Uitspraak:

[enten'deɾ]

1) percibir y tener una idea clara de lo que se dice, hace o sucede - begrijpen

entender unos hechos - enkele feiten begrijpen

2) comprender el significado de algo - begrijpen

entender un problema de lógica - een vraagstelling van de logica begrijpen

3) atribuir un significado determinado a algo - snappen

Todo mundo entiende que se hace un regalo para los aniversarios. - Iedereen begrijpt dat een cadeau wordt gegeven bij jaarfeesten.

4) tener un juicio formado acerca de algo - menen

Entiendo que la solución es cerrar el negocio. - Ik denk dat de oplossing is om het bedrijf te sluiten.

5) conocer los sentimientos de alguien y saber cómo hay que tratarlo - begrijpen

Ella era quien entendía mejor a su abuelo. - Zij was degene die haar opa het beste begreep.

dar a entender (=hacer saber una cosa de manera indirecta) - de indruk wekken Dio a entender que se estaba por divorciar. - Hij gaf de indruk dat hij op het punt stond om te scheiden.

II entender

werkw.
1) tener conocimientos sobre un asunto o materia - verstand hebben

entender de mecánica - verstand hebben van mechanica

2) ser homosexual - homoseksueel zijn

Creo que mi tío entiende. - Ik geloof dat mijn oom homoseksueel is.

3) tener autoridad sobre un asunto - bevoegd zijn

El nuevo juez entiende en esta causa. - De nieuwe rechter is bevoegd voor deze zaak.

a mi entender (=según el juicio u opinión de quien habla) - volgens mij A mi entender deberías vender todo y mudarte de ciudad. - Volgens mij zou je alles moeten verkopen en naar een andere stad verhuizen.

tener entendido (=tener conocimientos o información sobre algo pero sin estar seguro de ello) - begrijpen Según tengo entendido, las invasiones bárbaras produjeron la caída del Imperio Romano. - Voor zover ik het begrepen, hebben de barbaarse invasies gezorgd voor de val van het Romeinse Keizerrijk.

III entenderse

werkw.

Uitspraak:

[enten'deɾse]

1) comprenderse a sí misma una persona - weten wat je doet

Yo me entiendo y sé por qué lo hago. - Ik weet wat ik doe en ik weet waarom ik het doe.

2) llevarse bien las personas unas con otras - het goed met elkaar kunnen vinden

Nos entendemos a la perfección - We kunnen het perfect met elkaar vinden.

3) ponerse de acuerdo una persona con otra - het met elkaar eens worden

Se entendieron después de la disputa. - Ze werden het na de ruzie met elkaar eens.

4) tenerse una relación amorosa o sexual oculta - een verhouding hebben

Se entiende con una mujer casada. - Hij heeft een verhouding met een getrouwde vrouw.

© K Dictionaries Ltd.

entender (znw.)

het inzicht

entender (ww.)

onderkennen (ww.) ; waarnemen (ww.) ; voelen (ww.) ; verstaan (ww.) ; verhoren (ww.) ; uitvragen (ww.) ; uithoren (ww.) ; snappen (ww.) ; realiseren (ww.) ; overhoren (ww.) ; opvatten (ww.) ; ondervragen (ww.) ; begrijpen (ww.) ; met het verstand vatten (ww.) ; meeleven (ww.) ; kennen (ww.) ; inzien (ww.) ; invoelen (ww.) ; inleven (ww.) ; doorzien hebben (ww.) ; doorzien (ww.) ; doorhebben (ww.) ; betrappen (ww.) ; beseffen (ww.)

Bronnen: interglot; Wikipedia




ES: acceder
ES: acceder a
ES: aprender
ES: atender
ES: atender a
ES: atrapar
ES: caer en la cuenta de
ES: calar
ES: captar
ES: cautivar