Vertalingen desalojar ES>NL
desalojar
werkw.
1) hacer salir a alguien o algo de un lugar -
evacueren La policía desalojó a los indigentes. - De politie heeft de behoeftigen geëvacueerd. |
2) abandonar un lugar -
ontruimen Desalojaron el colegio por amenaza de bomba. - Ze hebben de school ontruimd vanwege een bommelding. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
desalojar (ww.) | afbakenen (ww.) ; afpalen (ww.) ; afzetten (ww.) ; begrenzen (ww.) ; evacueren (ww.) ; leegruimen (ww.) ; omlijnen (ww.) ; ontruimen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `desalojar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abrirES: acorralarES: acotarES: agrandarseES: alzarES: amanecerES: amputarES: apagarES: apearES: apoyarse en