Vertaal
Naar andere talen: • desalojar > DEdesalojar > ENdesalojar > FR
Vertalingen desalojar ES>NL

desalojar

werkw.
Uitspraak:  [desalo'xaɾ]

1) hacer salir a alguien o algo de un lugar - evacueren
La policía desalojó a los indigentes. - De politie heeft de behoeftigen geëvacueerd.

2) abandonar un lugar - ontruimen
Desalojaron el colegio por amenaza de bomba. - Ze hebben de school ontruimd vanwege een bommelding.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
desalojar (ww.) afbakenen (ww.) ; afpalen (ww.) ; afzetten (ww.) ; begrenzen (ww.) ; evacueren (ww.) ; leegruimen (ww.) ; omlijnen (ww.) ; ontruimen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `desalojar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abrir
ES: acorralar
ES: acotar
ES: agrandarse
ES: alzar
ES: amanecer
ES: amputar
ES: apagar
ES: apear
ES: apoyarse en