Vertaal
Naar andere talen: • confesar > DEconfesar > ENconfesar > FR
Vertalingen confesar ES>NL

I confesar

werkw.
Uitspraak:  [konfe'saɾ]

1) expresar hechos, pensamientos o sentimientos antes ocultos - bekennen
Le confesó su amor esa noche. - Die nacht heeft hij haar zijn liefde bekend.

2) declarar hechos delictivos ante un juez juridisch - bekennen
El reo confesó su crimen. - De verdachte bekende zijn misdaad.

3) manifestar los pecados al confesor - opbiechten
Confesó sus pecados al sacerdote. - Hij heeft zijn zonden aan de priester opgebiecht.


II confesarse

werkw.
Uitspraak:  [konfe'saɾse]

1) expresar hechos, pensamientos o sentimientos antes ocultos - bekennen
Se confesó adicto a las anfetaminas. - Hij bekende verslaafd te zijn aan amfetaminen.

2) declarar el cristiano sus pecados al confesor religie - (op)biechten
Se confiesa ante el sacerdote. - Hij biecht tegenover de priester.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
confesar (ww.) bekennen (ww.) ; belijden (ww.) ; biechten (ww.) ; geloof aanhangen (ww.) ; opbiechten (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `confesar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: admitir
ES: aliviarse
ES: cantar
ES: confesarse
ES: creer
ES: declarar
ES: desahogarse
ES: desembarazarse
ES: franquear
ES: manifestar