Vertaal
Naar andere talen: • conjurar > DEconjurar > ENconjurar > FR
Vertalingen conjurar ES>NL

I conjurar

werkw.
Uitspraak:  [konxuaɾ]

planear un grupo de personas una traición - samenzweren
Conjuraron para matarlo. - Ze zworen samen om hem te doden.


II conjurar

werkw.

invocar a espíritus o seres sobrenaturales para que se hagan presentes - aanroepen
conjurar a un muerto - een dode aanroepen


III conjurarse

werkw.
Uitspraak:  [konxuaɾse]

unirse al alguien para cometer un ilícito o traición - samenzweren
Se conjuró con su hermano para el engaño. - Hij zwoor samen met zijn broer voor het bedrog.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
el conjurar (m) komplotteren (znw.) ; het samenzweren
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `conjurar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: confabular
ES: conspirar
ES: intrigar
ES: invocar
ES: tramar