Vertalingen apoderar ES>NL
I apoderar
werkw.
dar una persona a otra poder para que la represente -
volmacht verlenen Apoderé a mi hermana para que cobrara cuando estuve enferma. - Ik heb volmacht verleend aan mijn zus zodat zij het salaris kon ontvangen toen ik ziek was. |
II apoderarse
werkw.
1) hacerse dueño de algo de modo violento o ilegal -
bemachtigen Los piratas se apoderaron del tesoro. - De piraten bemachtigden de schat. |
2) dominar la voluntad o el ánimo de alguien -
zich meester maken van El amor se apoderó de ella. - De liefde maakte zich meester van haar. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
apoderar (ww.) | volmacht geven (ww.) ; volmachtigen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `apoderar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: autorizarES: capacitarES: comisionarES: conferirES: delegarES: encargarES: encomendarES: facultarES: permitir