Vertaal
Naar andere talen: • apoderar > DEapoderar > ENapoderar > FR
Vertalingen apoderar ES>NL

I apoderar

werkw.
Uitspraak:  [apoðeˈɾaɾ]

dar una persona a otra poder para que la represente - volmacht verlenen
Apoderé a mi hermana para que cobrara cuando estuve enferma. - Ik heb volmacht verleend aan mijn zus zodat zij het salaris kon ontvangen toen ik ziek was.


II apoderarse

werkw.
Uitspraak:  [apoðeˈɾaɾse]

1) hacerse dueño de algo de modo violento o ilegal - bemachtigen
Los piratas se apoderaron del tesoro. - De piraten bemachtigden de schat.

2) dominar la voluntad o el ánimo de alguien - zich meester maken van
El amor se apoderó de ella. - De liefde maakte zich meester van haar.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
apoderar (ww.) volmacht geven (ww.) ; volmachtigen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `apoderar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: autorizar
ES: capacitar
ES: comisionar
ES: conferir
ES: delegar
ES: encargar
ES: encomendar
ES: facultar
ES: permitir