Vertalingen afán ES>NL
I el afán
zelfst.naamw.
1) deseo intenso de conseguir algo -
verlangen afán de poder - verlangen naar macht |
2) interés y empeño en hacer algo -
toewijding trabajar con afán - werken met toewijding |
II el afanes
zelfst.naamw.
trabajos excesivos, situaciones difíciles -
zware inspanning Después de muchos afanes terminó sus estudios. - Na veel zware inspanning heeft hij zijn studie afgerond. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
el afán (m) | de gretigheid (v) ; het wensen ; de wens (m) ; het verlangen ; de schielijkheid (v) ; noeste vlijt (znw.) ; de neiging (v) ; de lust (m) ; het instinct ; de impuls (m) ; hevig verlangen (znw.) ; heftig verlangen (znw.) ; haast (znw.) ; de aandrang (m) ; de graagte (v) ; het gezwoeg ; het geploeter ; de gauwigheid (v) ; de eerzucht ; de drift ; de drang (m) ; begerige ijver (znw.) ; het begeren ; de begeerte (v) ; de ambitie (v) ; de aandrift |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `afán`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: aficiónES: ahíncoES: ambiciónES: anheloES: ansiaES: apasionamientoES: apetenciaES: aplicaciónES: ardorES: asiduidad