Vertaal
Naar andere talen: • tutor > DEtutor > ENtutor > FR
Vertalingen tutor ES>NL

el/la tutor, -ra

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [tu'toɾ]

1) persona designada según la ley para encargarse de los bienes de un menor o de un discapacitado juridisch - voogd, voogdes
Nombraron a un tío como tutor legal del joven huérfano. - Ze hebben een oom als wettelijke voogd van de jonge wees aangewezen.

2) profesor particular encargado de la educación de los niños de una familia - privéleraar, privélerares
Fueron educados por un rígido tutor alemán. - Ze zijn door de strenge Duitse privéleraar opgevoed.

3) profesor encargado de la orientación de uno o varios alumnos - mentor
El tutor tiene a cargo la supervisión del progreso de un alumno con problemas de conducta. - De mentor is verantwoordelijk voor de supervisie van de voortgang van een leerling met gedragsproblemen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
el tutor (m) de curator (m) ; de klassenleraar (m) ; de klassenonderwijzer (m) ; de voogd (m)
tutor gezinsvoogd ; mentor ; privé-leraar ; staak ; steunpaal ; studiebegeleider ; stutpaal ; voogd
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `tutor`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acompañante
ES: administrador oficial
ES: consejero
ES: director
ES: docente
ES: educador
ES: enseñante
ES: guía
ES: instructor
ES: maestro