Vertaal
Naar andere talen: • suceder > DEsuceder > ENsuceder > FR
Vertalingen suceder ES>NL

suceder

werkw.
Uitspraak:  [su'ɑueðeɾ]

1) continuar un hecho a otro en la línea temporal - opvolgen
La muerte sucede a la vida en un ciclo inquebrantable. - De dood volgt het leven op in een onverbrekelijke cyclus.

2) pasar a ocupar un cargo que deja otra persona - opvolgen
Sucedió al gerente tras su renuncia. - Hij volgde de directeur op na zijn ontslag.

3) ocurrir un hecho - gebeuren
suceder algo inesperado - iets onverwachts gebeuren

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
suceder (ww.) passeren (ww.) ; zich voordoen (ww.) ; voorvallen (ww.) ; voorkomen (ww.) ; voordoen (ww.) ; volgen (ww.) ; toemaken (ww.) ; toedoen (ww.) ; rijzen (ww.) ; plaatsvinden (ww.) ; plaatshebben (ww.) ; plaats hebben (ww.) ; afsluiten (ww.) ; overkomen (ww.) ; opvolgen (ww.) ; oprijzen (ww.) ; ontspinnen (ww.) ; navolgen (ww.) ; luisteren (ww.) ; gevolg geven aan (ww.) ; gehoorzamen (ww.) ; gebeuren (ww.) ; dichtdoen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `suceder`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acontecer
ES: alzarse
ES: ascender
ES: atacar
ES: atender
ES: atender a
ES: celebrar
ES: cerrar
ES: cerrar con llave
ES: cerrar de golpe