Vertalingen persona ES>NL
la persona
zelfst.naamw.
1) individuo de la especie humana -
persoon Las personas tienen derechos inviolables. - De mens heeft onschendbare rechten. |
en persona (=estando uno presente) - in eigen persoon
Conocí a un actor en persona. - Ik heb een acteur in eigen persoon leren kennen.
|
2) hombre o mujer cuyo nombre se ignora u omite -
iemand Te busca una persona. - Iemand is naar je op zoek. |
3) categoría que señala los interlocutores del discurso grammatica -
persoon tercera persona del plural - derde persoon meervoud |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
la persona (v) | de eenling (m) ; de enkeling (m) ; iemand (znw.) ; het individu ; de mens (m) ; het mensenkind ; de persoon (m) ; de sterveling (m) ; de wezen |
persona | doorzetter ; niet-roker ; persona ; slappelinge ; voorwaardelijk veroordeelde |
Bronnen: interglot; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `persona`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: figuraES: hombreES: individuoES: personajeES: personalidadES: ser humanoES: tipo