Vertaal
Naar andere talen: • imprimir > DEimprimir > ENimprimir > FR
Vertalingen imprimir ES>NL

imprimir

werkw.
Uitspraak:  [impɾi'miɾ]

1) marcar caracteres o imágenes en una superficie por medio de procedimientos mecánicos o digitales notPredefined" freeValue="printing - drukken
Imprimimos mal toda la tirada del periódico. - We hebben de hele oplage van de krant verkeerd gedrukt.

2) dejar escrita o dibujada cierta cosa sobre algún material - bedrukken
imprimir una tela - een stof bedrukken

3) elaborar una obra impresa - uitgeven
imprimir un libro de poemas - een boek met gedichten uitgeven

4) dejar una señal en una superficie ejerciendo presión - afdrukken
imprimir las huellas en la arena - de voetsporen in het zand afdrukken

5) fijar en el ánimo un sentimiento o un modo de actuar - achterlaten
Tu partida me imprimió una gran tristeza. - Jouw vertrek heeft me heel bedroefd gemaakt.

6) dar a una acción una determinada fuerza - geven
imprimir velocidad a una danza - snelheid geven aan een dans

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
imprimir (ww.) afdrukken (ww.) ; boekdrukken (ww.) ; drukken (ww.) ; graveren (ww.) ; griffelen (ww.) ; griffen (ww.) ; met een stift inkrassen (ww.) ; prenten (ww.) ; printen (ww.)
imprimir afdrukken ; bedrukken ; drukken ; een mater maken ; materen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `imprimir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acabar en
ES: apagar
ES: burilar
ES: cincelar
ES: circular
ES: copiar
ES: desatornillar
ES: desenroscar
ES: difundir
ES: divulgar