Vertalingen imprimir ES>NL
imprimir
werkw.
1) marcar caracteres o imágenes en una superficie por medio de procedimientos mecánicos o digitales notPredefined" freeValue="printing -
drukken | Imprimimos mal toda la tirada del periódico. - We hebben de hele oplage van de krant verkeerd gedrukt. |
2) dejar escrita o dibujada cierta cosa sobre algún material -
bedrukken | imprimir una tela - een stof bedrukken |
3) elaborar una obra impresa -
uitgeven | imprimir un libro de poemas - een boek met gedichten uitgeven |
4) dejar una señal en una superficie ejerciendo presión -
afdrukken | imprimir las huellas en la arena - de voetsporen in het zand afdrukken |
5) fijar en el ánimo un sentimiento o un modo de actuar -
achterlaten | Tu partida me imprimió una gran tristeza. - Jouw vertrek heeft me heel bedroefd gemaakt. |
6) dar a una acción una determinada fuerza -
geven | imprimir velocidad a una danza - snelheid geven aan een dans |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| imprimir (ww.) | afdrukken (ww.) ; boekdrukken (ww.) ; drukken (ww.) ; graveren (ww.) ; griffelen (ww.) ; griffen (ww.) ; met een stift inkrassen (ww.) ; prenten (ww.) ; printen (ww.) |
| imprimir | afdrukken ; bedrukken ; drukken ; een mater maken ; materen |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `imprimir`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: acabar enES: apagarES: burilarES: cincelarES: circularES: copiarES: desatornillarES: desenroscarES: difundirES: divulgar