Vertalingen habla ES>NL
la habla
zelfst.naamw.
1) facultad de los seres humanos de comunicarse con palabras -
spraakvermogen Mi hijo pequeño está desarrollando el habla. - Mijn jonge zoon is zijn spraakvermogen aan het ontwikkelen. |
2) lenguaje o idioma que se habla en un lugar determinado taalkunde -
spreken En Canadá existe una gran población de habla hispana. - In Canada bestaat een uitgebreide Spaanstalige populatie. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
la habla (v) | spraak |
el habla (m) | de inleiding (v) ; de introductie (v) ; de praat (m) ; de proloog (m) ; het spraakvermogen ; de taal ; het voorbericht ; het voorwoord |
habla | een toespraak houden ; toespraak ; voordracht |
Bronnen: Omegawiki.org; interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `habla`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: charlaES: conferenciaES: discursoES: encabezamientoES: facultad de hablarES: idiomaES: idioma extranjeroES: juicioES: lenguaES: lengua materna