Vertalingen esparcir ES>NL
I esparcir
werkw.
1) separar lo que está junto o amontonado -
uitstrooien esparcir semillas - zaad uitstrooien |
2) extender una cosa haciendo que ocupe más espacio -
uitstrijken esparcir pintura en una pared - verf op een muur uitstrijken |
3) hacer una noticia o hecho llegue a conocerse por muchas personas -
verspreiden La prensa amarilla esparce falsedades. - De roddelpers verspreidt onwaarheden. |
II esparcirse
werkw.
proporcionarse diversión para dejar por un tiempo el trabajo y las preocupaciones -
zich vermaken esparcirse haciendo manualidades - zich vermaken met het vervaardigen van handwerk. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
esparcir (ww.) | uiteenspreiden (ww.) ; verspreiden (ww.) ; verdeler (ww.) ; verdelen (ww.) ; verbreider (ww.) ; verbreiden (ww.) ; uitzenden (ww.) ; uitzaaien (ww.) ; uitreiken (ww.) ; strooien (ww.) ; rondstrooien (ww.) ; ronddelen (ww.) ; distribueren (ww.) ; bezaaien (ww.) ; bestrooien (ww.) |
esparcir | mest strooien ; uitspreiden ; toedienen |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `esparcir`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: darES: desplegarES: distribuirES: dividirES: espolvorearES: extenderES: pregonarES: repartir