Vertaal
Naar andere talen: • esparcir > DEesparcir > ENesparcir > FR
Vertalingen esparcir ES>NL

I esparcir

werkw.
Uitspraak:  [espaɾ'ɑuiɾ]

1) separar lo que está junto o amontonado - uitstrooien
esparcir semillas - zaad uitstrooien

2) extender una cosa haciendo que ocupe más espacio - uitstrijken
esparcir pintura en una pared - verf op een muur uitstrijken

3) hacer una noticia o hecho llegue a conocerse por muchas personas - verspreiden
La prensa amarilla esparce falsedades. - De roddelpers verspreidt onwaarheden.


II esparcirse

werkw.
Uitspraak:  [espaɾ'ɑuiɾse]

proporcionarse diversión para dejar por un tiempo el trabajo y las preocupaciones - zich vermaken
esparcirse haciendo manualidades - zich vermaken met het vervaardigen van handwerk.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
esparcir (ww.) uiteenspreiden (ww.) ; verspreiden (ww.) ; verdeler (ww.) ; verdelen (ww.) ; verbreider (ww.) ; verbreiden (ww.) ; uitzenden (ww.) ; uitzaaien (ww.) ; uitreiken (ww.) ; strooien (ww.) ; rondstrooien (ww.) ; ronddelen (ww.) ; distribueren (ww.) ; bezaaien (ww.) ; bestrooien (ww.)
esparcir mest strooien ; uitspreiden ; toedienen
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `esparcir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: dar
ES: desplegar
ES: distribuir
ES: dividir
ES: espolvorear
ES: extender
ES: pregonar
ES: repartir