Vertaal
Naar andere talen: • enojar > DEenojar > ENenojar > FR
Vertalingen enojar ES>NL

I enojar

werkw.
Uitspraak:  [eno'xaɾ]

causar enfado o disgusto algo o alguien - boos maken
Nuestra fiesta enojó a los vecinos. - Ons feest heeft de buren boos gemaakt.


II enojarse

werkw.
Uitspraak:  [eno'xaɾse]

1) sentir enfado o disgusto - boos worden
enojarse por nada - boos worden om niets

2) romper una persona la buena relación que tenía con otra u otras - zich boos maken
Se enojaron por un asunto de dinero. - Ze maakten zich boos om een geldkwestie.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
enojar (ww.) ergeren (ww.) ; irriteren (ww.) ; op de zenuwen werken (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `enojar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: aburrir
ES: cabrear
ES: chinchar
ES: encolerizar
ES: enfadar
ES: enfurecer
ES: enrabiar
ES: fastidiar
ES: hacer rabiar
ES: importunar