Vertaal
Naar andere talen: • castigar > DEcastigar > ENcastigar > FR
Vertalingen castigar ES>NL

castigar

werkw.
Uitspraak:  [kastiaɾ]

1) infligir una pena - straffen
castigar a un niño - een kind straffen

2) provocar algún tipo de dolor - kastijden
castigar con el cinto - kastijden met de riem

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
castigar (ww.) afranselen (ww.) ; afstraffen (ww.) ; bestraffen (ww.) ; geselen (ww.) ; iemand toetakelen (ww.) ; kastijden (ww.) ; lastigvallen (ww.) ; straffen (ww.) ; teisteren (ww.) ; tuchtigen (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `castigar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: afligir
ES: aporrear
ES: atormentar
ES: azotar
ES: cascar
ES: condenar
ES: corregir
ES: dar una soba a
ES: disciplinar
ES: encarcelar