Vertaal
Naar andere talen: • afligir > DEafligir > ENafligir > FR
Vertalingen afligir ES>NL

I afligir

werkw.
Uitspraak:  [afliˈxiɾ]

1) provocar molestia, sufrimiento o dolor físico - bedroeven
enfermedades que afligen el cuerpo - ziektes die het lichaam pijn veroorzaken

2) causar tristeza, angustia o pena - verdrietig maken
Lo aflige la muerte de su madre. - De dood van zijn moeder maakt hem verdrietig.


II afligirse

werkw.
Uitspraak:  [afliˈxiɾse]

sentir pena, tristeza o dolor - bedroefd zijn
Se afligió al enterarse de la noticia. - Hij werd bedroefd toen hij het nieuws te horen kreeg.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
afligir (ww.) foppen (ww.) ; in de maling nemen (ww.) ; lastigvallen (ww.) ; te pakken nemen (ww.) ; teisteren (ww.) ; voor de gek houden (ww.)
afligir bedroeven
Bronnen: interglot; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `afligir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acongojar
ES: acosar
ES: angustiar
ES: apenar
ES: apesadumbrar
ES: asolar
ES: atormentar
ES: azotar
ES: castigar
ES: consternar