1. MWB
  2. Vertalen
  3. azotar (ES>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • azotar > DE • azotar > EN • azotar > FR
Vertalingen azotar ES>NL

azotar

werkw.
Uitspraak:  [aɑuoˈtaɾ]

1) dar golpes a una persona o animal con un látigo u otro instrumento similar - geselen
azotar al caballo - het paard geselen

2) golpear con fuerza y violencia - slaan tegen
El mar azota la costa. - De zee slaat tegen de kust.

3) provocar una desgracia muy grande - teisteren
La peste azotó la ciudad. - De pest teisterde de stad.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
azotar (ww.) afranselen (ww.) ; beroeren (ww.) ; dorsen (ww.) ; geselen (ww.) ; iemand raken (ww.) ; iemand toetakelen (ww.) ; iemand treffen (ww.) ; knuppelen (ww.) ; raken (ww.) ; treffen (ww.)
azotar zwepen
Bronnen: interglot; Wikipedia; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `azotar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: adoptar
ES: alcanzar
ES: apalear
ES: aporrear
ES: batir
ES: cascar
ES: castigar
ES: conmover
ES: dar golpes
ES: dar una paliza