Vertaal
Naar andere talen: • aprovechar > DEaprovechar > ENaprovechar > FR
Vertalingen aprovechar ES>NL

I aprovechar

werkw.
Uitspraak:  [aoβeˈʧaɾ]

1) usar algo y obtener el máximo rendimiento y provecho - gebruiken
Aprovechó las vacaciones para hacer todo lo que tenía pendiente. - Hij gebruikte de vakantie om alles te doen wat nog moest gebeuren.
Aprovechó los retazos de tela e hizo adornos. - Hij gebruikte de restanten stof en maakte er versieringen van.

2) sacar beneficios de una situación - gebruik maken
Aprovechó la oportunidad y se fue a trabajar a París. - Hij maakte van de gelegenheid gebruik en ging naar Parijs om daar te werken.
Aprovecharon que estaba distraída y me robaron el bolso. - Ze maakten ervan gebruik dat ik afgeleid was en hebben mijn tas gestolen.
uitdrukking que aproveche
uitdrukking que te/ le aproveche


II aprovecharse

werkw.
Uitspraak:  [aoβeˈʧaɾse]

1) usar a una persona o cosa para beneficiarse - misbruik maken (van)
Se aprovecharon de su bondad y le dejaron todo el trabajo. - Ze maakten misbruik van zijn goedheid en lieten hem al het werk doen.

2) abusar sexualmente de alguien - lastigvallen
Intentó aprovecharse de ella. - Hij probeerde haar lastig te vallen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
aprovechar (ww.) opeten (ww.) ; vreten (ww.) ; voordeel trekken (ww.) ; verorberen (ww.) ; verbruiken (ww.) ; utiliseren (ww.) ; uitbuiten (ww.) ; tot zich nemen (ww.) ; toepassen (ww.) ; profiteren (ww.) ; opvreten (ww.) ; oppeuzelen (ww.) ; nuttigen (ww.) ; hanteren (ww.) ; gebruiken (ww.) ; gebruik maken van (ww.) ; exploiteren (ww.) ; eten (ww.) ; consumeren (ww.) ; bezigen (ww.) ; benutten (ww.) ; aanwenden (ww.)
aprovechar herontginnen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `aprovechar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abusar de
ES: agotar
ES: aplicar
ES: apostar
ES: aprovecharse de
ES: atracarse
ES: carcomer
ES: cenar
ES: comenzar
ES: comer