Vertaal
Naar andere talen: • aportar > DEaportar > ENaportar > FR
Vertalingen aportar ES>NL

aportar

werkw.
Uitspraak:  [apoɾˈtaɾ]

1) participar en la posesión o realización de algo - bijdragen
En casa, todos aportamos dinero para los gastos. - Thuis dragen we allemaal geld bij voor de kosten.

2) dar algo y ayudar a conseguir un objetivo - aandragen
Los alumnos aportaron nuevas soluciones al problema escolar. - De leerlingen droegen nieuwe oplossingen aan voor het schoolprobleem.

3) dar pruebas, razones o testimonio en defensa de algo - bijdragen
Su testimonio aporta mucho a la causa. - Zijn getuigenis draagt veel bij aan de rechtszaak.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
aportar (ww.) bijdragen (ww.) ; erin brengen (ww.) ; iets in te brengen hebben (ww.) ; inbrengen (ww.) ; intrigeren (ww.) ; konkelen (ww.) ; kuipen (ww.) ; meehelpen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `aportar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: asistir
ES: ayudar
ES: ayudar a
ES: colaborar
ES: contribuir
ES: cooperar
ES: dar
ES: donar
ES: enredar
ES: entregar