to close	zich sluiten (ww.) ; afsluiten (ww.) ; dichtdoen (ww.) ; dichtdraaien (ww.) ; dichten (ww.) ; dichtgaan (ww.) ; dichtmaken (ww.) ; dichtstoppen (ww.) ; dichtsturen (ww.) ; sluiten (ww.) ; stoppen (ww.) ; toedoen (ww.) ; toedraaien (ww.) ; toemaken (ww.) ; toetrekken (ww.) ; toevallen (ww.) ; dichtvallen (ww.)
the close	de dichtbegroeid (v)
close	geslepen ; glad ; muf ; plat ; rakelings ; strak ; ternauwernood ; vergankelijk ; verknocht ; vlak ; vlakuit ; voorbijgaand ; gelijk ; gehecht ; eindig ; egaal ; effen ; drukkend ; benauwd ; bedompt ; komend ; afdichten in de zin van 'dicht maken' ; knus ; intiem ; innig ; gezellig ; eng ; eerstvolgend ; dichten van een sluitgat ; dichtbij ; afsluiten van toevoer ; aanstaand ; krap ; na aan het hart ; nabij ; nauw ; slot ; sluiten ; sluiten in de zin van afsluiten ; sluiting ; sluitingskoers ; toegaan ; toegroeien ; vertrouwelijk

Bronnen: interglot; Vlietstra; Wakefield genealogy pages; KNNV Botanical glossary; Autowoordenboek; TU-Delft-Hydraulic-Engineering-Glossary; Download IATE, European Union, 2017.




EN: board up
EN: button up
EN: cherished
EN: close up
EN: cover up
EN: dear
EN: do up
EN: fasten
EN: friendly
EN: lock

EN: close argument NL: waterdichte redenering
EN: close attention NL: gespannen aandacht
EN: close call, close shave NL: op het kantje af
EN: close contest NL: gelijkopgaande strijd, vinnige twist
EN: close corporation NL: gesloten maatschappij
EN: close reasoning NL: vergelijk close argument
EN: close resemblance NL: sprekende gelijkenis
EN: at close quarters NL: van dichtbij NL: in gesloten gelederen
EN: come to close quarters NL: handgemeen worden
EN: live at (in) close quarters NL: kleinbehuisd zijn
EN: close by, close to, close (up)on NL: dichtbij, vlakbij