1. MWB
  2. Vertalen
  3. austauschen (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • austauschen > EN • austauschen > ES • austauschen > FR
Vertalingen austauschen DE>NL

I austauschen

werkw.
Uitspraak:  [ˈaustauʃən]

1) sich gegenseitig etw. Gleichwertiges geben - ruilen , uit-/verwisselen
Die beiden Länder tauschten Gefangene aus. - Beide landen ruilden gevangenen uit.

2) durch etw. ersetzen, das funktioniert - vervangen , uit-/verwisselen
Die defekten Bremsen mussten ausgetauscht werden. - De defecte remmen moeten worden vervangen.

3) aus dem Spiel nehmen und ersetzen sport - wisselen
Er wurde in der 20. Spielminute gegen Kahn ausgetauscht. - Hij werd in de 20ste speelminuut gewisseld voor Kahn.

4) deel van de uitdrukking:
uitdrukking sich (mit jdm) (über etw.) austauschen


II der Austausch

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈaustauʃ]
Verbuigingen:  Austausch(e)s

1) deel van de uitdrukking: ruilen , uitwisselen
sich zum Erfahrungsaustausch treffen - ontmoeten bij het uitwisselen van ervaringen
einen Schüleraustausch organisieren - een scholierenuitwisseling organiseren

2) deel van de uitdrukking: vervanging

3) deel van de uitdrukking: uitwisseling
Ich brauche den täglichen Austausch mit den Kollegen. - Ik heb de dagelijkse uitwisseling met collega's nodig.

4) deel van de uitdrukking: sport wissel

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
austauschen (ww.) ruilen (ww.) ; uitwisselen (ww.) ; verruilen (ww.)
austauschen vervangen
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `austauschen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abwechseln
DE: auswechseln
DE: eintauschen
DE: einwechseln
DE: konvertieren
DE: Tauschen
DE: umtauschen
DE: umwechseln
DE: vertauschen
DE: wechseln