Vertalingen zielen DE>NL
zielen
werkw.
1) einen Punkt, den man treffen will, ins Auge fassen -
richten , mikken , beogen Sie hatte gut / schlecht gezielt. - Zij had goed / verkeer gemikt. Der Mann zielte mit dem Gewehr auf ihn. - De man mikte met een geweer op hem. |
2) deel van de uitdrukking: auf jemanden /etw. zielen (=jemanden / etw. als Ziel haben) - ergens op mikken
Diese Werbung zielt vor allem auf Kinder. - Deze reclame is vooral gericht op kinderen.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
zielen (ww.) | doelen (ww.) ; in een bep. richting plaatsen (ww.) ; mikken (ww.) ; richten (ww.) |
Zielen | collimatie ; mikken |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `zielen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: anlegenDE: ausrichtenDE: richtenDE: visierenUitdrukkingen en gezegdes
DE: zielen auf
NL: mikken op NL: doelen op, gemunt zijn opDE: ein
zielen des Verb
NL: een overgankelijk werkwoord