1. MWB
  2. Vertalen
  3. zerstören (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • zerstören > EN • zerstören > ES • zerstören > FR
Vertalingen zerstören DE>NL

zerstören

werkw.
Uitspraak:  [ʦɛɐˈʃtøːrən]

1) etw. so stark beschädigen, dass man es nicht mehr benutzen kann - verwoesten
Dresden wurde im Krieg fast völlig zerstört. - Dresden werd in de oorlog bijna volledig verwoest.

2) etw. Positives ruinieren, vernichten - verwoesten
Du hast all meine Hoffnungen und Träume zerstört. - Jij hebt al mijn hoop en dromen de grond in geboord.
Missbrauch kann die Psyche eines Kindes zerstören. - Misbruik kan de psyche van een kind helemaal kapotmaken.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
zerstören (ww.) afbreken (ww.) ; bederven (ww.) ; breken (ww.) ; kapot maken (ww.) ; nekken (ww.) ; ruineren (ww.) ; slopen (ww.) ; vernielen (ww.) ; vernietigen (ww.) ; verwoesten (ww.) ; verzieken (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia; Engoi Woordenschatoefeningen


Voorbeeldzinnen met `zerstören`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abbrechen
DE: brechen
DE: demolieren
DE: fertig machen
DE: kaputtmachen
DE: ruinieren
DE: verheeren
DE: vernichten
DE: verwüsten
DE: wegfegen