Vertalingen wieder DE>NL
wieder
bijwoord
1) wie zuvor schon einmal -
weer Musst du morgen wieder arbeiten? - Moet je morgen weer werken? Tu so etwas nie wieder! - Doe zoiets nooit weer! |
wieder mal (=) - weer eens (een keer)
Wir sollten wieder mal zusammen ausgehen. - Wij zouden nog eens samen moeten uitgaan.
|
immer wieder (=) - telkens weer
Ich muss ihn immer wieder daran erinnern. - Ik moet hem daar telkens weer aan herinneren.
|
schon wieder (=) - alweer
Sie ist schon wieder zu spät gekommen. - Zij is alweer te laat gekomen.
|
2) in einen ehemaligen Zustand zurück -
alweer das kaputte Dach wieder reparieren - het kapotte dak alweer repareren. ein gefangenes Tier wieder freilassen - een gevangen dier weer vrijlaten |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
wieder | andermaal ; nog een keer ; nog eens ; nogmaals ; opnieuw ; wederom ; weer ; alweer |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `wieder`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abermalsDE: auf's NeueDE: nochmalDE: nochmalsDE: wiederumUitdrukkingen en gezegdes
DE: hin und
wieder
NL: nu en dan