Vertalingen weglaufen DE>NL
weglaufen
werkw.
sich schnell zu Fuß von einem Ort entfernen -
weglopen Die Kinder liefen vor dem Hund weg. - De kinderen liepen weg voor de hond. |
(von zu Hause) weglaufen (=als Kind / Haustier nicht mehr bei den Eltern / dem Besitzer bleiben wollen und verschwinden) - van huis weglopen
|
jemandem weglaufen (=) - weglopen
Unserem Nachbarn ist die Frau weggelaufen. - De vrouw van onze buurman is weggelopen.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
weglaufen (ww.) | de plaat poetsen (ww.) ; ervandoor gaan (ww.) ; hem smeren (ww.) ; lopend weggaan (ww.) ; van huis weglopen (ww.) ; weglopen (ww.) ; zich uit de voeten maken (ww.) |
weglaufen | ervantussen gaan |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `weglaufen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: auf und davongehenDE: davoneilenDE: davonlaufenDE: desertierenDE: die Beine in die Hand nehmenDE: die Beine unter die Arme nehmenDE: die Flucht ergreifenDE: durchbrennenDE: durchgehenDE: Entkommen