Vertalingen weggehen DE>NL
weggehen
werkw.
1) sich von irgendwo entfernen -
weggaan Geh weg! - Ga weg! |
Geh mir weg mit ...! (=Lass mich mit ... in Ruhe!) - Ga toch weg met ...!
|
2) seinen Wohnort wechseln -
weggaan Er ging aus England weg und ließ sich in Irland nieder. - Hij ging weg uit Engeland en vestigde zich in Ierland. |
3) (meist am Abend) irgendwohin gehen, um sich dort zu amüsieren -
weggaan Ich gehe heute Abend mit Dieter weg. - Ik ga vanavond uit met Dieter. |
4) verschwinden oder sich entfernen lassen -
weggaan 5) verkauft werden -
van de hand gaan © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
weggehen (ww.) | verlaten (ww.) ; wegwezen (ww.) |
das Weggehen | het heengaan ; het vertrekken |
weggehen | weggaan |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `weggehen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abfahrenDE: abfliegenDE: abreisenDE: aufbrechenDE: ausscheidenDE: austretenDE: fortgehenDE: gehenUitdrukkingen en gezegdes
DE: weggehen wie die frischen Brötchen
NL: erin gaan als koek, vlot verkocht worden