Vertalingen vorausgehen DE>NL
vorausgehen
werkw.
1) vor den anderen gehen -
vooroplopen Geh du voraus, ich bleibe direkt hinter dir. - Loop jij voorop, ik blijf vlak achter je. |
2) vor den anderen gehen -
vooropgaan Geht doch schon mal voraus, ich komme gleich nach. - Ga alvast maar voorop, ik kom zo meteen. |
3) deel van de uitdrukking: etw. geht einer Sache voraus (=etw. geschieht / liegt zeitlich vor etw. anderem) - voorafgaan
in den vorausgegangenen Jahren - in de voorafgaande jaren
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
vorausgehen (ww.) | een voorsprong hebben (ww.) ; iemand voorgaan (ww.) ; vooraf gaan (ww.) ; voorafgaan (ww.) ; voorliggen (ww.) ; vooropgaan (ww.) ; vooruitgaan (ww.) |
das Vorausgehen | het aanvoeren ; de aanvoering (v) ; de leiding (v) ; het voorgaan |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `vorausgehen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: LeitungDE: SpitzeDE: vorangehenDE: vorgehenDE: vorhergehen